Catharinadeur
De Waalse kerk en het aangrenzende Begijnhof kennen een bewogen geschiedenis.
Oorspronkelijk lag het Begijnhof op wat nu het Kasteelplein is. Begin 16e eeuw besloot
Graaf Hendrik III van Nassau echter het Begijnhof te verplaatsen. Hij had de ruimte voor
het kasteel nodig voor verfraaiing en uitbreiding van zijn residentie. Hendrik III vond de
uitstraling van zijn bezit, dat hij van zijn oom Engelbrecht II had geërfd, nogal
kleinburgerlijk. Besloten werd het Valkenberg tot paleistuin om te vormen en het Begijnhof
naar het terrein achter de Wendelinuskapel te verplaatsen. De verhuizing van de Begijnen
werd nog wel wat vertraagd door de stadsbrand in 1534. Hoewel niet al te ernstig heeft
ook de Wendelinuskapel onder die brand geleden. In 1535 werd de kapel ingewijd als
Begijnenkerk.
Ook de nu gerestaureerde Catharinadeur zou van omstreeks 1535 zijn.
Hoewel Gerard Schouten, al ruim 12 jaar penningmeester van het
stichtingsbestuur van de Waalse Kerk, ook een andere versie van de
geschiedenis kent. “Sommige historici veronderstellen dat de deur
afkomstig is uit de in 1291 door de Begijnen gebouwde Catharinakerk
op wat nu het Kasteelplein heet. Echt bewezen is deze theorie nooit.
Wel zou het beeldje van de heilige Catharina op de naald van de deur
uit de 13e eeuw kunnen zijn”.
Tegen het einde van de 16e eeuw, in 1590, raakten de Begijnen hun kerk weer kwijt. Na de overval met
het Turfschip kwam de kerk in handen van de protestantse Walen. In 1625 toen de Spanjaarden onder
leiding van Spinola, Breda heroverden kregen de Begijnen hun kerk terug. De kerk werd dat jaar opnieuw
gewijd. Dit bleek toen bij de restauratie van 1982 ‘dubbele’ wijdingskruisen tevoorschijn kwamen.
In 1649 verloren de Begijnen hun kerk voor de tweede maal aan de Walen. Voor de Begijnen was de
maat vol en ze besloten niet meer toe te staan dat de protestantse Walen over hun terrein de kerk binnen
konden gaan. De Catharinadeur vanuit het Begijnhof werd dichtgemetseld en een nieuwe ingang aan de
Catharinastraat gerealiseerd. De oorspronkelijke deur werd zo’n 30 jaar geleden, tijdens bovengenoemde
restauratie, teruggevonden. Ook toen werd de deur gerestaureerd. Maar dit bleek niet genoeg om de tand
des tijds te doorstaan. Sporen van verval werden merkbaar en over de deur zat een grijzige waas, die er
beslist niet hoorde.
De restauratie van de in 1982 gevonden oorspronkelijke toegangsdeur van de hoofdingang van de kapel vanuit het Begijnhof
blijkt niet erg gelukkig te zijn uitgevoerd.
Door temperatuurschommelingen dreigde het materiaal waarmee de delen van de deur zijn gemonteerd uiteen te vallen.
De deur is opnieuw door meubelrestaurateur Erica Jonkman minutieus schoongemaakt en hersteld.
Om verder verval en aantasting in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen is de deur in een beschermende glazen vitrine
geplaatst. Breda’s Museum verzorgde de verklarende tekst op het verlichte tekstbord.